Close

1 augustus 2018

DNA afstaan: is dat verplicht?

dna

Op 16 september 2004 is de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden in werking getreden. Wat regelt deze wet nu precies en hoe zit dat nu met de DNA afname? Is dit nu wel of niet verplicht? Is het mogelijk om bezwaar te maken? Dé Strafpleiters leggen het u uit!

 

Wettelijke grondslag DNA afname

Op grond van artikel 1 onder c van de Wet DNA-onderzoek bij veroordeelden (Wet DNA) moet een veroordeelde DNA afgeven als er sprake is van een veroordeling tot:

  • een gevangenisstraf
  • een taakstraf
  • jeugddetentie
  • militaire detentie
  • plaatsing in een psychiatrisch ziekenhuis
  • TBS met dwangverpleging
  • TBS met voorwaarden
  • PIJ-maatregel
  • ISD-maatregel

 

Wat direct opvalt aan deze lijst van straffen is dat de geldboete ontbreekt. Dit betekent dan ook dat, indien iemand wordt veroordeeld tot een geldboete, er geen verplichting bestaat om DNA af te staan!

Naast een veroordeling door een rechter geldt een strafbeschikking, welke is uitgevaardigd door de officier van justitie, ook als een veroordeling indien deze onherroepelijk is. Dit is dus anders dan bij een veroordeling door een rechter. De uitspraak van de rechter hoeft namelijk nog niet onherroepelijk te zijn. Ook personen die door een rechter worden ontslagen van alle rechtsvervolging wegens ontoerekeningsvatbaarheid moeten DNA afstaan. De wet regelt dit in artikel 1 lid 2 van de Wet DNA.

Als laatste geeft de Wet DNA aan dat het wel moet gaan om een veroordeling of een onherroepelijke strafbeschikking voor een feit waarvoor voorlopige hechtenis is toegelaten (artikel 2 lid 1 Wet DNA).

 

Hoe werkt DNA -afname?

Als duidelijk is dat een veroordeelde voldoet aan alle criteria, dan zal de officier van justitie een bevel afgeven tot het afnemen van DNA. Dit bevel moet voldoen aan een aantal formele eisen. Deze eisen zijn vastgesteld in artikel 3 van de Wet DNA. Zo moet een bevel bijvoorbeeld zijn gedagtekend en ondertekend, en moet het misdrijf worden omschrijven waarvoor de veroordeelde is veroordeeld.

Voor de afname van DNA ontvangt u een oproep waarin dag en tijdstip staan vermeld waarop u moet verschijnen. Uw DNA wordt door middel van wangslijmvlies afgenomen. Hierbij wordt gebruikt van een wattenstaafje welke langs de binnenzijde van uw mond wordt gehaald. Het is een pijnloze en snelle manier van DNA afname. Artikel 5 lid 2 van de Wet DNA bepaalt wel dat de afname dient te gebeuren door een arts of verpleegkundige.

 

Indien om bijzondere geneeskundige redenen of vanwege verzet van de veroordeelde afname van wangslijmvlies onwenselijk is, dan zal bloed of haarwortels worden afgenomen (artikel 5 lid 1 Wet DNA). Het is dus niet zo dat u een keuze kunt maken in de wijze waarop uw DNA wordt afgenomen.

Kortom: u bent verplicht om DNA af te staan en tegen het afstaan van uw DNA kan geen bezwaar worden gemaakt.

 

Waartegen kan dan wel bezwaar worden gemaakt?

Hoewel er tegen de DNA afname zelf geen bezwaar kan worden gemaakt, heeft de wetgever in artikel 7 van de Wet DNA bepaald dat er wel bezwaar kan worden gemaakt tegen de verwerking en opslag van uw DNA in de databank.

Het bezwaarschrift dient binnen 14 dagen na de afname van het DNA te worden ingediend bij de rechtbank die in eerste aanleg vonnis heeft gewezen, dan wel de rechtbank in het arrondissement waar tegen de strafbeschikking verzet had kunnen worden gedaan (artikel 7 lid 1 Wet DNA).

In het bezwaarschrift dient te worden aangegeven waarom u het niet eens bent met de verwerking en opslag van uw DNA in de databank.

Er zijn twee mogelijkheden om verweer te voeren.

De eerste mogelijkheid is als er niet is voldaan aan de formele eisen. Dit kan het geval zijn als de afname heeft geplaats gevonden door een ander dan een arts of verpleegkundige, of als aan de inhoud van het bevel gebreken kleven. Dé Strafpleiters zullen deze formele eisen altijd voor u checken en verweer voeren bij geconstateerde gebreken.

De tweede mogelijkheid om verweer te voeren is gelegen in artikel 2 lid 1 onder a en b van de Wet DNA. Hierin is namelijk bepaald dat er geen DNA hoeft te worden afgestaan als redelijkerwijs aannemelijk is dat het bepalen en verwerken van uw DNA-profiel, gelet op de aard van het misdrijf of de bijzondere omstandigheden waaronder het misdrijf is gepleegd, niet van betekenis zal kunnen zijn voor de voorkoming, opsporing, vervolging en berechting van strafbare feiten door de veroordeelde.

De vraag die de rechtbank zich dan moet stellen is of de verwerking en opslag van uw DNA daadwerkelijk kan bijdrage aan opsporing, vervolging en berechting van nieuwe strafbare feiten.

In de jurisprudentie is te zien dat de opslag en verwerking van DNA niet kan bijdragen aan de opsporing en vervolging in geval van:

  • Verduistering: gegrondverklaring van het bezwaarschrift nu een dergelijk misdrijf naar zijn aard vergelijkbaar is met de expliciet door de wetgever in de memorie van toelichting als voorbeeld genoemde uitgezonderde misdrijven. Het DNA-proefiel moet wel worden verwerkt en bepaald indien er omstandigheden zijn die aannemelijk maken dat de veroordeelde zal recidiveren ter zake van andere misdrijven waarvoor DNA-onderzoek wél van belang kan zijn, of indien de veroordeelde in het verleden ook andere misdrijven heeft begaan waarbij doorgaans wél celmateriaal achterblijft. Van dergelijke omstandigheden is in het in dit geval niet gebleken (ECLI:RBZLY:BY4147).

 

  • Computervredebreuk: de rechtbank heeft in deze zaak geoordeeld dat in dit concrete geval DNA-onderzoek redelijkerwijs niet van betekenis zal kunnen zijn voor de opheldering van dergelijke strafbare feiten. Het bezwaarschrift is dan ook gegrond verklaard. (ECLI:NL:RBNHO:2015:8800)

 

  • Witwassen: de rechtbank is van oordeel dat in dit concrete geval DNA-onderzoek in beginsel redelijkerwijs niet van betekenis zal kunnen zijn voor de opheldering van dergelijke door veroordeelde gepleegde strafbare feiten. In een geval als het onderhavige zal in beginsel ook in het voorbereidend onderzoek geen celmateriaal voor DNA-onderzoek worden afgenomen vanwege het vereiste belang van het onderzoek, zodat er sprake is van een door de wetgever bedoelde uitzondering. Bezwaarschrift is gegrond verklaard (ECLI:NL:RBAMS:2014:9582).

 

  • Valsheid in geschrifte: ook in deze zaak heeft de rechtbank geoordeeld dat een dergelijk misdrijf naar zijn aard vergelijkbaar is met de expliciet door de wetgever in de memorie van toelichting als voorbeeld genoemde uitgezonderde misdrijven. Evenmin is gebleken dat er omstandigheden zijn dat veroordeelde zou recidiveren. Bezwaarschrift wederom gegrond verklaard (ECLI:NL:RBALK:2012:BX1790).

De rechtbank kijkt niet alleen naar de aard van het misdrijf maar ook naar de omstandigheden waaronder het misdrijf is begaan. Indien overduidelijk is dat er sprake is van een incident of dat u nog minderjarig was toen u het strafbare feit pleegde, dan zal het bezwaarschrift sneller gegrond worden verklaard. Ook wordt er gekeken naar de kans op herhaling (recidive) en de wijze waarop u nu invulling geeft aan uw leven (ECLI:NL:RBROE:2005:AU8499) .

Uiteraard hoeft u ook geen DNA af te staan als uw DNA-profiel zich al in de databank bevindt.

Kortom: bezwaar maken kan zeker nuttig zijn. Schakel daarom de gespecialiseerde rechtsbijstand in van Dé Strafpleiters!

 

Nu kan zich de situatie voordoen dat u bent veroordeeld door de rechtbank, maar in hoger beroep bent gegaan. In de tussentijd heeft u al uw DNA moeten afstaan, en heeft u geen bezwaar gemaakt tegen de opname van uw DNA materiaal en DNA profiel in de DNA databank. Wat gebeurt er dan met uw DNA als u in hoger beroep wordt vrijgesproken? Bent u dan te laat en blijft uw DNA opgeslagen in de DNA databank? Nee, want na vrijspraak in hoger beroep worden het DNA-materiaal en uw DNA-profiel vernietigd in opdracht van de officier van justitie.

 

Is er een uitzondering voor minderjarigen?

Voor minderjarigen is er helaas geen aparte regelgeving en dus ook geen uitzondering. Ook minderjarigen moeten dus, net als volwassenen, hun DNA afstaan conform de Wet DNA. Wel is duidelijk dat rechters bij minderjarigen kritischer kijken naar de verwerking en bepaling van hun DNA gelet op de jeugdige leeftijd. Het indienen van een bezwaarschrift is dan ook vaak succesvol (ECLI:NL:RBDHA:2016:1978).

Vanuit de samenleving is er wel duidelijk kritiek gekomen op deze werkwijze. Op 3 april 2018 heeft de minister van Justitie en Veiligheid, de heer Grapperhaus, in een brief aan de Tweede Kamer een wetswijziging voorgesteld van de Wet DNA.

Aanleiding voor deze wetswijziging zijn twee uitspraken van het VN-mensenrechtencomité. Deze hebben namelijk geoordeeld dat het afnemen en opslaan van DNA van minderjarigen de rechten van kinderen schendt. De wijziging die de minister wenst door te voeren is heel beperkt. Het gaat daarbij puur om het halveren van de opslagtermijn van het DNA van minderjarigen en geen DNA-afname meer als er een taakstraf van minder dan 40 uren wordt opgelegd. Dit is een zeer matige wijziging, gelet op de belangen van de minderjarigen.

Defence for Children heeft de regering verzocht om de volledige uitspraak van het VN-mensenrechtencomité over te nemen en een aparte bepaling voor kinderen in de wet op te nemen.

Dé Strafpleiters houden de ontwikkelingen nauwlettend in de gaten!

1 augustus 2018 Blog

× Hoe kan ik je helpen?