Eigenaar niet medeplichtig aan hennepteelt in zijn bedrijfspand

Het was een ontzettende schok voor cliënt toen hij in 2015 werd aangehouden en in verzekering werd gesteld op verdenking van betrokkenheid bij een hennepkwekerij in zijn bedrijfspand. Een pand waar hij overdag dagelijks aanwezig was, omdat daar zijn bedrijfsvoering plaatsvond.
Cliënt had met de aangetroffen hennepkwekerij helemaal niets te maken en had ook geen wetenschap van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn bedrijfspand.
Cliënt had een gedeelte van het aanzienlijke bedrijfspand verhuurd. Cliënt houdt die huurder dan ook verantwoordelijk voor de hennepteelt. Het dossier bood ook aanknopingspunten voor de hennepteelt door die huurder.
Echter, was die huurder ongeveer pas een half jaar in beeld, terwijl uit de ontnemingsrapportage – gezien de mate van vervuiling – de betreffende hennepkwekerij er al veel langer had moeten staan. Kortom, al voordat de huurder dat gedeelte ging huren. En juist dit laatste heeft de rechtbank doen twijfelen aan de verklaring van cliënt. Heel kort door de bocht, had cliënt het moeten weten dat er een hennepkwekerij in zijn bedrijfspand aanwezig was. De rechtbank Gelderland, locatie Arnhem heeft cliënt dan ook op 4 januari 2018 in onze ogen ten onrechte veroordeeld voor medeplichtigheid aan hennepteelt. Maar ook heeft de rechtbank destijds geoordeeld dat cliënt meer dan € 25.000,00 wederrechtelijk verkregen voordeel had genoten vanwege de hennepteelt (parketnummer 05-840323-16).
Gezien de vele aanknopingspunten in het dossier dat cliënt geen betrokkenheid heeft gehad en ook geen enkele wetenschap had van de aanwezigheid van de hennepkwekerij in zijn bedrijfspand voorafgaand aan de ontmanteling, adviseerde ik cliënt om in hoger beroep te gaan.
Gelukkig met succes, want het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem heeft cliënt op 31 augustus 2020 integraal vrijgesproken (parketnummer 21/000303-18) en het Openbaar Ministerie is niet-ontvankelijk verklaard ter zake de ontnemingsvordering (parketnummer 21/000304-18).
Aangezien het vonnis in eerste aanleg, noch het arrest in hoger beroep gepubliceerd zijn, zal ik cursief de relevante overweging van het hof, weliswaar anoniem, beschrijven.
“Het hof heeft uit de wettig bewijsmiddelen en het verhandelde ter terechtzitting niet de overtuiging bekomen dat verdachte wetenschap heeft gehad van het bestaan van de hennepkwekerij, zodat verdachte van het hem tenlastegelegde onder 1 primair (medeplegen hennepteelt), 1 subsidiair (medeplegen diefstal stroom), 2 primair (medeplichtigheid hennepteelt) en 2 subsidiair (medeplichtigheid diefstal stroom) tenlastegelegde behoort te worden vrijgesproken. Dit geldt eveneens voor de impliciete overtredingsvariant met betrekking tot het onder 1 primair tenlastegelegde aanwezig hebben van hennep”.
Zo komt er na al die jaren gerechtigheid en komt de juridische strijd voor cliënt ten einde, want het Openbaar Ministerie is ook niet in cassatie gegaan tegen dit arrest.
Zit u in een gelijke situatie? Schroom dan niet om direct contact met ons op te nemen!