Geen wetenschap minderjarigheid digitaal seksueel getint contact
Stelt u zich eens voor. U heeft leuk contact gevonden op het internet en dit leidde tot seksueel getint digitaal contact totdat later blijkt dat dit, geen volwassen vrouw (of man), maar een minderjarige betreft.
Het overkwam mijn cliënt.
De minderjarige in kwestie had zich al die tijd voorgedaan als een volwassen dame. Op enig moment kreeg cliënt door dat zij minderjarig bleek te zijn en hij verbrak daarop alle contact met haar.
Verdachte van zedenmisdrijven
Cliënt belandde dan ook in een ware nachtmerrie toen hij door dit enkel digitale contact uit het verleden op enig moment als verdachte werd aangehouden en in een politiecel werd gezet op grond van het plegen van diverse zedenmisdrijven!
Het eerste contact had ik eind 2014 met cliënt, en sindsdien heb ik hem bijgestaan in een langslepende strafrechtelijke procedure.
Strafrechtelijke procedure bij de rechtbank
Cliënt stond in 2017 pas voor het eerst terecht in deze zedenzaak. De zaak speelde zich toen af bij de rechtbank Midden-Nederland, locatie Utrecht. Cliënt werd vanaf dat moment specifiek van 4 zedenmisdrijven verdacht, te weten:
Feit 1: het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno
Feit 2: het dwingen tot ontuchtige handelingen van een minderjarige
Feit 3: het verleiden van een minderjarige tot het plegen van ontucht
Feit 4: primair grooming en subsidiair poging tot grooming
De rechtbank heeft cliënt op 29 september 2017 vrijgesproken van feit 2 en feit 4, en hem veroordeeld voor het verspreiden, verwerven en in bezit hebben van kinderporno, en het verleiden van een minderjarige tot het plegen van ontucht. De rechtbank had hem een gevangenisstraf opgelegd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaar. Deze uitspraak is destijds ook gepubliceerd (ECLI:NL:RBMNE:2017:4913).
Strafrechtelijke procedure bij het Gerechtshof
Cliënt kon het niet geloven!? Hoe is dit mogelijk voor iets dat ik niet heb gedaan, zei cliënt tegen mij. Ik adviseerde hem om in hoger beroep te gaan en cliënt volgde mijn advies. Uiteindelijk bleek ook de officier van justitie in hoger beroep te zijn gegaan tegen de twee vrijspraken.
Pas op 9 juli 2020 heeft de inhoudelijke behandeling van de strafzaak in hoger beroep plaatsgevonden. Het was een heftige doch ook rommelige zitting, waarin de Advocaat-Generaal met meerdere wijzigingen van de tenlastelegging en zelfs een verzoek tot horen van een getuige ter zitting op de proppen kwam. Nota bene een getuige die het gehele proces al lijfelijk had bijgewoond. Cliënt was dan ook mentaal gebroken na deze langdurige en intensieve terechtzitting. Het Gerechtshof liet weten op 23 juli 2020 uitspraak te zullen doen.
Het waren twee ontzettend spannende weken, maar toen kwam er na al die jaren strijden eindelijk gerechtigdheid voor cliënt. Op 23 juli 2020 is hij door het Gerechtshof Arnhem-Leeuwarden, locatie Arnhem, integraal vrijgesproken van vier tenlastegelegde feiten (parketnummer 21-005548-17).
Het Gerechtshof oordeelde dat zij uit het onderzoek ter terechtzitting niet door de inhoud van de wettige bewijsmiddelen de overtuiging heeft bekomen dat cliënt alle tenlastegelegde zedenmisdrijven heeft begaan en sprak hem daarvan integraal vrij.
Het arrest met parketnummer 21-005548-17 is inmiddels gepubliceerd (ECLI:NL:GHARL:2020:11362), maar hieronder zal ik cursief de relevante overwegingen van het hof, weliswaar anoniem, ook nog eens beschrijven.
Feit 1
Ten aanzien van de verdenking van het bezit, verwerven en verspreiden van kinderporno, oordeelde het Gerechtshof als volgt:
“Het slachtoffer heeft een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Deze verklaring beziet het hof met de nodige behoedzaamheid, niet alleen gezien de persoon van het slachtoffer, maar ook gelet op haar verklaring dat zij er ‘alles aan doet om hem in de bak te laten draaien’ en gelet op hetgeen zich verder nog in het dossier bevindt. Dit houdt onder meer in dat niet gezegd kan worden dat de lezing van het slachtoffer, in ieder geval niet zonder verdere substantiële steun, meer geloof verdient dan de lezing van verdachte.
Verdachte betwist niet dat het slachtoffer hem foto’s heeft gestuurd en dat hij die foto’s heeft bekeken, maar stelt in de veronderstelling te zijn geweest dat het slachtoffer 18 of 19 jaar oud was. Verdachte heeft verklaard dat het slachtoffer eerst zei dat zij 15 jaar oud was. Toen verdachte zei dan geen contact te willen, heeft het slachtoffer gezegd dat ze wel ouder was maar terug wilde naar haar 15de jaar om haar eerste seksuele contact opnieuw te beleven. Het slachtoffer wilde een spel spelen, aldus verdachte. Verdachte heeft alle foto’s verwijderd. Op het moment dat verdachte erachter kwam dat het slachtoffer wel jonger was dan 18 jaar, heeft hij het contact verbroken.
Op de laptop van verdachte zijn – conform zijn verklaring – foto’s van het slachtoffer aangetroffen in de deleted files. Er zijn tenminste 13 foto’s aangetroffen die geclassificeerd zijn als kinderpornografisch zoals bedoeld in artikel 240b Sr, waarop het toen 14 jarige slachtoffer is afgebeeld. Deze foto’s corresponderen evenwel niet 1-op-1 met de twee toonmappen die in hoger beroep door het openbaar ministerie zijn samengesteld. Van één van de thans nog ten laste gelegde foto’s kan het hof weliswaar vaststellen dat dit een foto van het slachtoffer betreft, maar niet dat dit een foto van kinderpornografische aard is (op de foto poseert een meisje waarvan niet eenduidig gezegd kan worden dat zij jonger is dan 18 jaar).
Het hof is voorts van oordeel dat ten aanzien van bestanden met kinderporno die aangemerkt zijn als ‘deleted’ niet zonder meer het ‘bezit’ in de zin van artikel 240b Sr kan worden aangenomen, nu het begrip ‘deleted’ betekent dat het gaat om gewiste bestanden die zonder daarvoor bestemde software niet meer eenvoudig door de gebruiker te benaderen zijn. Dit brengt mee dat – nu er geen nadere informatie omtrent het moment van verwijdering van de foto’s is – het dossier onvoldoende aanknopingspunten bevat om te komen tot een bewezenverklaring van het ‘bezit’ ex artikel 240b Sr.”
Feit 2
Ten aanzien van het dwingen tot ontuchtige handelingen van een minderjarige, oordeelde het Gerechtshof als volgt:
“Het hof is – evenals de rechtbank – van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat dwang is uitgeoefend in de zin van de feitelijke omschrijving zoals opgenomen in de tenlastelegging. Weliswaar heeft het slachtoffer verklaard dat verdachte zou hebben gezegd ‘dan ga ik naar je ouders’, maar hiervoor is geen ondersteunend bewijs in het dossier terug te vinden. Het hof is van oordeel dat de enkele verklaring van het slachtoffer onvoldoende is om tot een bewezenverklaring te komen”.
Feit 3
Ten aanzien van het verleiden van een minderjarige tot het plegen van ontucht, oordeelde het Gerechtshof als volgt:
“Het hof is van oordeel dat op basis van het dossier niet wettig en overtuigend kan worden bewezen dat verdachte door giften of beloften van geld of goed of misbruik uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht of door misleiding het slachtoffer heeft bewogen ontuchtige handelingen te verrichten zoals ten laste is gelegd. Weliswaar was er sprake van een fors leeftijdsverschil tussen verdachte en het slachtoffer, maar dit alleen maakt niet dat er sprake is van uit feitelijke verhoudingen voortvloeiend overwicht, ook niet in samenhang met het feit dat verdachte zichzelf een baas noemde. Uit de zich in het dossier bevindende MSN-gesprekken, e-mails en WhatsAppgesprekken blijkt naar het oordeel van het hof niet dat verdachte dit leeftijdsverschil heeft gebruikt om het slachtoffer te bewegen ontuchtige handelingen te plegen. Het hof merkt daarbij nog op dat verdachte heeft verklaard in de veronderstelling te zijn geweest dat het slachtoffer 18 of 19 jaar oud was”.
Feit 4
Ten aanzien van de (poging tot) grooming, oordeelde het Gerechtshof als volgt:
“Het hof is – met de rechtbank – van oordeel dat op basis van het dossier niet kan worden bewezen dat verdachte een concreet voorstel heeft gedaan het slachtoffer te ontmoeten dan wel heeft geprobeerd dit te doen. Verdachte heeft ontkend dat hij een afspraak heeft gemaakt of heeft proberen te maken om het slachtoffer te ontmoeten. De verklaring van het slachtoffer dat verdachte zou hebben gezegd ‘ik kom naar [woonplaats slachtoffer]’ en het bericht van verdachte dat ‘hij zin krijgt om de foto’s over te doen met een goede camera’ is onvoldoende om tot een bewezenverklaring te komen”.
Juridische bijstand zedenadvocaat essentieel!
Cliënt heeft van begin af aan juridische bijstand gehad. Daarmee bedoel ik vanaf het moment dat de politie bij hem gegevensdragers in beslag kwam nemen in verband met de verdenking van het bezit van kinderporno ex art. 240b Sr. Toen vond immers ons eerste telefonisch contact plaats. Toen cliënt vervolgens de ontbiedingsbrief ontving in 2015, heb ik hem voorbereid op het politieverhoor en hem verder stapsgewijs begeleid én uiteindelijk met succes! Daarmee komt eindelijk na al die jaren de mentale rust weer terug bij cliënt en zijn gezin.
Bent u ook verdachte van een zedenmisdrijf of zedenmisdrijven? Twijfel niet, en neem direct contact met ons op!